Met het begin van het zomerseizoen streven veel stedelingen ernaar om de natuur in te trekken. Wandelen, bessen en paddenstoelen plukken wordt soms een spannende reis. Tegelijkertijd is het altijd nodig om te onthouden dat het niet lang zal duren om te verdwalen in een onbekend gebied. Neem daarom bij het ingaan van het bos een kompas en een kaart van het gebied mee. Het vermogen om op het kompas te navigeren is een nuttige vaardigheid die elke toerist nodig heeft.
Het is nodig
- - kompas;
- - lokale kaart;
- - transparante liniaal
- - potlood.
instructies:
Stap 1
Raak vertrouwd met uw kompasapparaat. Het heeft meestal een cirkelvormige schaal, verdeeld in 120 divisies, die elk een stap van 3 graden zijn. Sommige kompassen hebben hoekmarkeringen van 0 tot 359 en windstreken die naar het noorden (N), het zuiden (S), het westen (W) en het oosten (E) wijzen. Er is een pijl in het midden van het kompas, die altijd in de noord-zuid richting wijst.
Stap 2
Let bij aanschaf van een kompas op de magnetisatie van de pijl. Om dit te doen, breng je een massief ijzeren voorwerp naar de pijl. Zorg ervoor dat de pijl ernaar toe kantelt. Het is aan te raden een kompas aan te schaffen waarvan de binnenkant gevuld is met een vloeistof die trillingen voorkomt. Dit apparaat kan zelfs onderweg worden gebruikt.
Stap 3
Plaats het kompas op een vlakke, horizontale ondergrond. Laat de rem los die de positie van de pijl vastzet. Wacht tot de pijl stopt met wiebelen en kalmeert.
Stap 4
Terwijl u het kompas zachtjes draait, lijnt u het noordelijke uiteinde van de pijl uit met de letter N op de schaal. U hebt zojuist het kompas op de zijkanten van de horizon gericht. Vergis je niet bij het definiëren van noord en zuid. Het deel van de pijl dat naar het noorden wijst, kan blauw zijn of een andere vorm hebben dan het "zuidelijke" uiteinde. Soms heeft het "noordelijke" deel van de pijl een lichtgevende punt. Lees voor volledig vertrouwen de instructies voor het apparaat.
Stap 5
Voer de zogenaamde binding aan het terrein uit. Selecteer een oriëntatiepunt, dat wil zeggen een object waarnaar u terugkeert na het voltooien van de beweging op de grond. Kies een lineair kenmerk: een weg, een open plek, een hoogspanningsleiding, een rivier, enzovoort. Dit zorgt ervoor dat u niets mist wanneer u terugkeert naar het startpunt.
Stap 6
Selecteer de rijrichting vanaf het startpunt. Onthoud of noteer de hoekwaarde die overeenkomt met deze richting door het kompas te controleren. U besluit bijvoorbeeld dat u vanaf het punt waar u staat naar het noordoosten gaat. Dit betekent dat u in de tegenovergestelde richting moet terugkeren, dat wil zeggen naar het zuidwesten.
Stap 7
Als de beoogde bewegingsroute het karakter heeft van een onderbroken lijn, tel dan het aantal paren stappen tijdens het lopen en controleer op de plaatsen van bochten opnieuw met het kompas en bepaal de nieuwe koers in graden. Probeer tegelijkertijd duidelijk zichtbare oriëntatiepunten op de route te markeren: torens, steunpunten voor hoogspanningslijnen, hoge bomen, enz.
Stap 8
Als je een kaart van het gebied hebt, markeer dan onderweg je route en leg controlepunten neer. Hierdoor kunt u op de terugweg op koers blijven en nauwkeurig bij het startpunt komen.